Honkbal

Bron:   
Auteur :  
Bewerkt door : Brian De Graeve, student DLO Brugge

 

Basisregels:

Honkbal wordt gespeeld met 2 Teams van 9 spelers.  Staat de ene ploeg in het veld (de veldpartij), dan is de andere ploeg aan slag.  Als ieder team één keer in het veld heeft gestaan, en één keer aan slag is geweest, is er één inning gespeeld.  Bij 3 man uit wordt er gewisseld.  Een wedstrijd duurt 9 innings.  Op lager niveau en bij de jeugd wordt er meestal op tijd gespeeld.
Alleen de slagpartij kan punten scoren.  De veldpartij moet proberen dit te voorkomen.  Het team dat aan het einde van de wedstrijd de meeste punten heeft gescoord, is de winnaar.
De slagman moet proberen de geworpen bal van de werper (pitcher) weg te slaan en wel zo dat de veldpartij geen kans krijgt om iemand
"uit te maken".

Hoe kan iemand uit gemaakt worden?

In principe zijn er 3 mogelijkheden om dit te doen:

  1. De pitcher gooit 3 slag
  2. De geslagen bal wordt gevangen
  3. De honkloper wordt uitgetikt

1. De pitcher gooit 3 slag.

Als de pitcher een bal gooit, kan hij slag of wijd gooien.  De bal is slag als hij door het slaggebied gegooid wordt.  Dit gebied ligt boven de thuisplaat EN tussen knie en elleboog van de slagman.  Komt de bal hierbuiten dan is het wijd.  Ook is het slag als de bal wijd gegooid wordt, maar de slagman slaat er toch op, en mist.  Heeft de pitcher 3 keer slag gegooid op dezelfde slagman, dan is deze uit.

Gooit hij daarentegen 4 wijdballen, dan mag de slagman naar het eerste honk zonder uitgemaakt te kunnen worden.

 

slagman

 

2.De geslagen bal wordt gevangen.
Als de slagman de bal omhoog slaat, en iemand van de veldpartij vangt de bal, zonder dat deze eerst op grond heeft gestuiterd, dan is de slagman uit. De bal kan zowel in 'goed gebied' als in 'fout gebied' gevangen worden.

3. De honkloper wordt uitgetikt.
Op het moment dat de slagman de bal raakt, wordt hij honkloper. Wordt de honkloper met de bal getikt (dus niet uitgegooid!), voordat hij een honk heeft kunnen bereiken, dan is hij uit.

 

Posities

Als er een bal geslagen wordt, dan moet de bal wel in 'goed gebied' terecht komen. Komt de bal in 'fout gebied' terecht, dan mag de slagman het nog een keer proberen.
Elk van de negen spelers die in het veld staan hebben een vaste positie. Elke positie heeft een nummer. Dit zijn:

  1. De pitcher (werper)
  2. De catcher (achtervanger)
  3. 1e honkman
  4. 2e honkman
  5. 3e honkman
  6. korte stop (staat tussen het 2e en het 3e honk)
  7. linksvelder
  8. midvelder
  9. rechtsvelder

WIE DOET NU JUIST WAT?

Pitcher

Voor het verdedigende team hangt veel af van de pitcher. Werpt de pitcher goede ballen dan wordt er weinig geslagen en zullen er niet veel spelers van de tegenpartij op de honken komen. Pitcher en catcher proberen samen elke slagman uit te schakelen door te voorkomen dat er geslagen wordt. De catcher geeft tekens aan de pitcher om duidelijk te maken wat voor bal hij vindt dat er gegooid moet worden. Hij kiest daarbij uit bijvoorbeeld een harde bal (fast ball) een curve ball, een langzame bal (change up) of een duidelijke wijdbal. Ook geeft hij via tekens aan waar in het slagperk hij de bal wil hebben. De pitcher zal het niet altijd eens zijn met het voorstel van de catcher en dan zie je dat hij heel kort met zijn hoofd nee schudt. Als de catcher een teken geeft waar de pitcher het mee eens is dan knikt hij heel kort met zijn hoofd. De bal wordt echter niet altijd gegooid zoals die bedoeld is. Werpt de pitcher niet goed, om welke reden dan ook, kan de coach besluiten om hem te wisselen.

Catcher

De catcher of achtervanger vervult een hele belangrijke rol. Hij kan als enige veldspeler het hele veld goed overzien en van hem wordt daarom verwacht dat hij aanwijzingen geeft op spannende momenten in het spel. Aan de catcher is de taak om alle ballen die de pitcher werpt, hoe moeilijk ook, te stoppen. Als de catcher een bal doorlaat dan betekent dat meestal dat de lopers op de honken tenminste een honk kunnen opschuiven. Staat er een loper op het derde honk als de bal niet door de catcher wordt gestopt, betekent dat vaak een punt voor de tegenpartij als de loper de thuisplaat veilig weet te bereiken. Als de catcher de aangegooide bal vangt en een honkloper probeert van het eerste naar het tweede of van het tweede naar het derde honk te lopen dan moet hij razendsnel reageren. Hij springt dan op uit zijn gehurkte stand en gooit in één vloeiende beweging de bal hard naar het tweede of derde honk. De honkman kan dan proberen de honkloper uit te tikken.


Eerste tweede en derde honk

De honkmannen zijn de infielders die tot taak hebben om de honken te bewaken. Zij moeten proberen om de honklopers uit te maken. Dat kan door het uittikken van een honkloper. Als een honkloper door een veldspeler met de handschoen waar de bal in zit, wordt aangetikt op het moment dat die honkloper geen contact heeft met een honk, is hij uit. Als er sprake is van een gedwongen loop dan is het voldoende als de honkman met zijn voet het honk aantikt voordat de loper dat honk bereikt. Daarbij moet de honkman wel de bal in zijn hand of handschoen hebben. De honkloper die op het eerste honk staat op het moment dat de volgende speler uit zijn team de bal het veld in slaat moet van het eerste naar het tweede honk lopen. Dan is er sprake van en gedwongen loop van het eerste naar het tweede honk. Wordt de geslagen bal goed verwerkt en komt die heel snel bij de tweede honkman en hoeft hij alleen het honk aan te tikken voordat de loper die honk bereikt. De honkmannen staan niet alleen in het veld om hun honk te bewaken. Ze moeten net als alle veldspelers proberen de bal te pakken zodra die door de tegenpartij het veld ingeslagen wordt. De honkmannen staan daarom een eindje van hun honk vandaan als er geslagen wordt door de tegenpartij. De tweede honkman schuift naar een positie tussen het eerste en tweede honk. De eerste en derde honkman nemen niet meer dan een paar meter afstand van hun honk.
De honkloper die op het eerste of tweede honk staat zal proberen 'een honk te stelen' als
de volgende honk niet bezet is. Hij laat zijn honk los en schuift behoedzaam een stukje op in de richting van het volgende honk. Dat wordt trekken genoemd. Daarbij houdt de honkloper de pitcher goed in de gaten want die heeft op dat moment de bal. Hij wacht totdat de pitcher de bal naar de catcher gooit en sprint dan naar het volgende honk. De pitcher zal soms proberen de honkloper te verrassen. Net voordat hij de bal naar de catcher gaat gooien draait hij zich razendsnel om en gooit naar de honkman (dit heet een ' pick-off') De honkman probeert de honkloper dan uit te tikken voordat deze weer terug is bij het honk waar hij net enige afstand van heeft genomen.

Korte stop

De korte stop is de veldspeler die staat tussen het tweede en derde honk. Hij moet proberen de lage ballen die tussen het tweede en derde honk geslagen worden te stoppen en het liefst te vangen als dat kan. Hij moet heel snel en niet bang voor de bal zijn. Hij moet tegen een stootje kunnen omdat de ballen vaak hard en laag zijn kant op komen. Als een bal hard over de grond geslagen wordt is het heel moeilijk om de bal tegen te houden omdat hij door oneffenheden in het veld alle kanten kan opspringen. Houdt de korte stop de bal tegen dan kan hij vrijwel zeker de bal op tijd naar de eerste honkman gooien waardoor deze de slagman, die het honk probeert te bereiken kan uitmaken.


Outfield (= linksvelder, midvelder en rechtsvelder)

De verre velders of outfielders zijn de spelers die in het buitenveld staan. Zij moeten de ballen pakken die over het infield geslagen worden. Als dat hoge ballen zijn moeten ze proberen die te vangen. Elke geslagen bal die gevangen wordt door een veldspeler betekent een nul. Als de veldspeler de bal te pakken heeft moet hij hem zo snel mogelijk naar één van de honken gooien om te voorkomen dat de honklopers een honk opschuiven. Alleen als er helemaal geen honken bezet zijn en een outfielder vangt de geslagen bal, dan hoeft er geen haast gemaakt te worden.

 


Belangrijke begrippen

Een aantal begrippen, die vaak gebruikt worden tijdens het honkbal.

Home run

Iedereen heeft hier wel eens van gehoord. Het betekent dat de bal in één keer over het hek (in goed gebied) is geslagen. De slagman mag dan, zonder uitgemaakt te kunnen worden, een rondje langs alle honken rennen en zo een punt scoren.

Gedwongen loop

Gedwongen loop is de situatie dat een honkloper naar de volgende honk MOET lopen, omdat er een volgende loper aankomt. Dit gebeurt in het geval dat de slagman de bal slaat, en dus naar het 1e honk toekomt. De loper op het 1e honk moet dan naar de 2e honk, omdat er geen twee lopers op het zelfde honk mogen staan. Indien een loper gedwongen wordt om een honk verder te lopen, dan kan de veldpartij hem op twee manieren uitmaken:

  1. Door de loper uit te tikken.
  2. Door de loper uit te maken op het honk waar hij naar toe moet, hij hoeft dan niet meer getikt te worden.

Dubbel spel

Dubbel spel is de situatie waarin de veldpartij twee spelers van de slagpartij uitmaakt in één ononderbroken handeling

Honkslag

Als de bal door de slagman het veld in wordt geslagen en de slagman vervolgens een van de honken bereikt dan is dat een honkslag. Ziet hij kans om het tweede honk te bereiken dan is het een tweehonkslag enz…

 


Verschil tussen Honkbal en Softbal

Er zijn een aantal belangrijke punten waarop deze twee sporten van elkaar verschillen.

Het veld

Als we kijken naar het veld, valt op dat deze er precies hetzelfde uitziet als een honkbal veld. Het is alleen een stuk kleiner. Als we de afstanden vergelijken zien we:

f

Honkbal

Softbal

Afstand tussen de honken

27,50 meter

18,30 meter

Afstand pitcherplaat

18,45 meter

Vrouwen:12,20 m.

f

f

Mannen: 14 m.

Afstand tot hek

min. 75 meter

min. 60 meter

De spelers


Honkbal wordt alleen door mannen gespeeld. Hoewel op jonge leeftijd meisjes zo nu en dan wel meedoen met de jongens, is er geen aparte honkbalcompetitie voor vrouwen/meisjes. Dit is anders voor softbal. Dames spelen hierbij wel in competitie tegen elkaar. Enigszins vreemd is dat ook mannen softballen. Softbal is dus niet de vrouwelijke variant van het honkbal, zoals veel mensen denken.

Materiaal

Zowel de ballen als de knuppels waarmee gespeeld wordt zijn verschillend.
Bij honkbal wordt er gespeeld met een bal met een omtrek tussen de 22,9 en de 23,5 cm. Bij softbal wordt er gebruik gemaakt van een veel grotere bal. Deze bal heeft een omtrek tussen de 30,2 en de 30,8 cm.
Ook de afmetingen van de knuppels verschillen. Bij honkbal mag de knuppel niet langer zijn dan 1,07 meter, bij softbal niet langer dan 86 cm. Bij honkbal mag de diameter maximaal 7 cm zijn, bij softbal niet meer dan 5,7 cm.

Er zijn een aantal spelregels bij het softbal die afwijken van honkbal.

  1. Honklopers mogen bij honkbal op elk moment dat de bal in spel is, proberen een honk te 'stelen'. Dit is proberen een honk verder te komen, zonder dat de bal geslagen wordt. Bij softbal geldt de regel dat er pas 'gestolen' mag worden als de bal de hand van de pitcher verlaten heeft.
  2. De pitcher bij het honkbal moet bovenhands de bal aangooien. Bij softbal wordt de bal onderhands aangegooid.
    Voor de rest zijn het honk- en softbal aan elkaar gelijk.

 

 

 

  

 

Vragen

- uit hoeveel spelers bestaat een honkbalteam op het veld.

- wat is een pitcher.

- wat is een inning.

- wie moet de ballen pakken die over het infield geslagen worden.

- wat is het verschil in afstand tussen de honken bij honkbal en softbal.

- wat is "een honk stelen".

- wat is "uit maken"